Wist je dat ?

Transplantatie kan het leven redden van patiënten met een ernstige ziekte die enkel kunnen genezen door het zieke orgaan te vervangen. Daarvoor heeft men een donor nodig.

De meeste orgaandonoren zijn hersendood. Een grote bloeduitstorting in de hersenen heet een HERSENBLOEDING. Die kan zich voordoen onder verschillende omstandigheden:

• een zeer ernstige val ;
• een bloedvat dat openbarst ;
• een te hoge druk in het hoofd. ;
• een auto-ongeval ;

Bij hersendood kunnen de artsen niets meer doen om de persoon te redden. Deze situatie is onomkeerbaar. De hersenen werken niet meer. Zelfs als andere organen dankzij machines nog functioneren, kan niets die persoon nog tot leven brengen. Dan nemen de machines de controle van de hersenen over. Ze zorgen voor een goede temperatuur, een goede beademing en een goede uitscheiding van urine. De overleden donor krijgt vloeistof toegediend via een infuus. Op die manier zullen bepaalde organen kunnen blijven functioneren. Dankzij al deze machines wordt de ORGAANDONOR ARTIFICIEEL IN LEVEN gehouden.

In 1954 voert de Amerikaan Joseph Murray in Boston de eerste geslaagde niertransplantatie uit met een nier afgestaan door zijn tweelingbroer. 
In 1963 voert de Amerikaan Thomas Starzl in Denver de eerste levertransplantatie uit. Aan de universiteit van Mississippi verricht de Amerikaan James D. Hardy de eerste longtransplantatie. 
In 1967 vervangt dr. Christian Barnard in Kaapstad, Zuid-Afrika, voor de eerste keer in de geschiedenis het hart van een zieke patiënt. 
In 1968 gebeurt de eerste transplantatie van een alvleesklier in Minneapolis door dr. Kelly.
In 1987 vindt de eerste geslaagde transplantatie van darmen plaats.